Vroeger stonden in en om Rotterdam veel molens. Rond 1900 moeten er vanuit De Ster meer dan 150 molens zichtbaar geweest zijn.
Ten noordwesten stonden meer dan 70 grote poldermolens die de polders langs de Rotte droog hielden, en in de richting van het centrum stonden de stadskorenmolens.
Verder hebben aan de Kralingse Plas meerdere molens gestaan. Daarvan zijn er nog maar twee over: De Ster en De Lelie.
De Ster en De Lelie zijn meer dan een eeuw eigendom geweest van de familie Hioolen.
In 1803 koopt Isaäk Hioolen (1769-1836) een snuifmolen (de Lelie) met huis en pakhuis (de latere karottenfabriek) aan de Korte Kade. Daarna zijn de Hioolens vier opeenvolgende generaties eigenaars van de molens geweest. Als Isaäk Hioolen in 1838 overlijdt laat hij aan zijn zoons, Alexander (1800-1874) en Willem (1808-1888), de inmiddels gebouwde korenmolen De Nieuwe Star en snuifmolen De Lelie na.
In 1845 laten de gebroeders Hioolen nog de koren- en snuifmolen De Ceres bouwen. In 1859 kopen zij een vierde molen, snuifmolen De Stier in Rijswijk.
In 1885 komt het bedrijf in handen van Isaäk Alexander Hioolen (1845-1930), de zoon van Willem Hioolen. Volgens het testament van Willem Hioolen is de totale waarde van zijn bezittingen dan 76.000 gulden. Een enorm bedrag in die tijd.
In 1911 komt ook de zoon van Isaäk Alexander Hioolen, Willem Hioolen (1879-1946) in het bedrijf.
In 1916 worden de molens onteigend door de gemeente Rotterdam en de familie Hioolen vertrekt naar Wageningen.
Eind 2016 zijn De Ster en De Lelie door de gemeente Rotterdam overgedragen aan Stadsherstel Historisch Rotterdam N.V.
De Lelie
Van de drie molens is de Lelie de oudste. Het precieze bouwjaar is onbekend, een eerste vermelding dateert van 1777. Volgens overlevering stond de molen eerst nog bij het Laantje van Nooitgedacht ongeveer 1 kilometer verderop en hoorde bij de Kralingse katoendrukkerij Non Plus Ultra en werd gebruikt bij het wassen van katoen. De molen heette toen De Ezel.
karottenfabriek
directiewoning
De Ster
De eerste vermelding van De Ster is in een testament uit 1830. De molen is dan in gebruik als korenmolen en heet De Nieuwe Star, later De Ster genoemd.
In 1865 brandt De Ster af. Met onderdelen van de Rijswijkse snuifmolen De Stier werd De Ster herbouwd en ingericht als snuif- en specerijenmolen.
De molen bleef zo in bedrijf tot De Ster in 1962 weer afbrandde. De molen werd opnieuw herbouwd en wordt sindsdien gebruikt als werkend museum.
De Ceres
De Gebr. Hioolen lieten in 1845 De Ceres bouwen als koren- en snuifmolen.
Na de brand in 1866 werd De Ster herbouwd als snuifmolen en werd de Ceres alleen nog als korenmolen gebruikt.
In 1871 verbrandde De Ceres tijdens een onweersbui. Op de stenen voet van de molen werden drie extra verdiepingen gezet en de molen werd ingericht als bloemfabriek aangedreven door een stoommachine.
Rond 1900 werd de productie van bloem gestaakt omdat de concurrentie van goedkope Amerikaanse importbloem te groot werd.
Het gebouw bleef staan tot het in 1920 afbrandde.